vrijdag 27 augustus 2010

Van Lombok naar Bali

Woensdag komen we net iets voor de middag aan op Lombok. Op de Gilis was er geen hassle bij de haven (een hutje op het strand, met daarnaast een boom waarin aan een tak een bordje hangt met 'Harbour'), en de overtocht verloopt soepel. Terug in Senggigi proberen we direct de overtocht naar Bali te regelen, maar dat gaat niet meer, we zijn al te laat. We boeken een kamer in een zeer aangenaam hotel, en bekijken en passant nog even de Pura Batu Bolong, een tempel langs de kust, waar mensen hun offers in zee gooien.
De volgende dag worden we door weer een shuttlebus opgehaald, die ons naar de haven van Lembar brengt. Ook deze bus hangt van arre moede aan elkaar, maar blijkbaar kan het allemaal gewoon. In de bus zit nog een Nederlander, Daniel, waar we mee aan de praat raken. Op de boot zitten we gezellig met zijn drieen wat te keuvelen, als er opeens een lange blonde jongen vraagt: Is this seat taken? Someone stole my seat. Het is Luke, uit Amerika, die inmiddels al 1,5 jaar lang aan het reizen is. Het klikt tussen ons vieren, en Pieter, Luke en ik besluiten net als Daniel naar Ubud te gaan. We regelen nog een tranfer van Padangbai naar Ubud, en daar aangekomen zoeken we als vanzelf met zijn drieen een kamer. We worden afgezet, blijkt als we later tijdens het eten Daniel weer ontmoeten. We besluiten direct om de volgende dag toch nog te verkassen, al is het maar om het principe. We dineren met Daniel en een Australier, Bob, een man van 69 die al veel gereisd heeft in zijn leven en de prachtigste verhalen heeft. Om 22.00 uur gaat hier alles dicht, maar er is hier en daar nog wel een barretje vinden. Daar strijken we neer, tot een uur of half 1. Dan moeten we volgens de serveerster naar de Superlove Lounge (wat later de CP Lounge blijkt te zijn). Hier hangen eigenlijk vooral trieste figuren die teveel gedronken hebben, maar het is wel gezellig. Om 4 uur hebben we er genoeg van. We nemen afscheid van Daniel (die de volgende dag naar huis vliegt), en lopen door de verlaten Monkey Forest Road naar onze kamer.
Ik ben de volgende dag al om 8 uur wakker, en krijg het op mijn heupen. Ik kleed me aan, poets mijn tanden en ga de straat op, achterna geroepen door de eigenaar van het hotel, of ik echt geen ontbijt wil en waar ik in hemelsnaam zo vroeg naar toe ga. Ik vind het vreselijk onbeleefd dat iedereen me hier vraagt waar ik naar toe ga, it's none of your business. Maar goed, ik loop een paar meter en daar liggen de volgende guestrooms al. Ik stap bij Argasoka naar binnen, waar ik meteen heel vriendelijk naar een kamer begeleidt wordt. Deze ziet er veel mooier uit dan de kamer die we nu hebben, en hij kost de helft. Ik zeg dat we het doen, en dat ik de guys ga optrommelen, en dat we over een uur terug zijn.
Zo gezegd, zo gedaan. Verder doen we weinig. Ubud is warm, toerisitisch en toch charmant. Ik ga shoppen voor jurken voor mij en Marit, Pieter gaat ook wat rondlopen door het stadje, en Luke moet nog even wat slapen.

In de middag zien we elkaar weer op onze kamer, en gaan dan richting het Monkey Forest. Een stukje jungle waar zo'n 300 makakken zitten. Ze lopen tussen de mensen door, en kijken ons af en toe wat meewarig aan. Als iemand eten heeft, komen ze op je schouder zitten. Er zitten een paar kleintjes, die voortdurend met elkaar aan het stoeien zijn. Ik denk aan Marit, aan hoe leuk zij het gevonden zou hebben. Misschien kom ik hier over een paar jaar nog eens met haar terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten